De evolutie van de inkomensvervangende tegemoetkoming

Recent publiceerde de FOD Sociale Zekerheid de meest recente statistieken over personen met een handicap op de website (gegevens 2020). Deze statistieken betreffen de integratietegemoetkoming (IT) en de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT), die beiden worden toegekend door de DG Personen met een handicap.

De inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) is één van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap en maakt deel uit van het stelsel van sociale bijstand in België. De sociale bijstand vormt een residueel vangnet voor personen met onvoldoende bestaansmiddelen die geen aanspraak kunnen maken op de sociale zekerheid en dus anders door de mazen van het net zouden vallen.

De IVT heeft als doel het inkomen dat een persoon door zijn of haar beperking niet kan verdienen (deels) te compenseren. Hierbij wordt onderzocht of het verdienvermogen van de persoon omwille van zijn of haar handicap beperkt is tot één derde of minder van wat iemand zonder handicap kan verdienen op de reguliere arbeidsmarkt.

De inkomensvervangende tegemoetkoming werd ingevoerd door de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten. Deze wet voerde eveneens de integratietegemoetkoming (IT) in. De IT heeft als doel de bijkomende kosten die een persoon met een handicap heeft ten gevolge van zijn of haar beperking te compenseren, zodat deze persoon toch kan deelnemen aan het maatschappelijke leven (‘integratie’).

In deze ‘cijfers in de kijker’ ligt de focus op de evolutie van de inkomensvervangende tegemoetkoming. De integratietegemoetkoming wordt dus grotendeels buiten beschouwing gelaten. We bekijken eerst de evolutie van het aantal rechthebbenden op een IVT door de jaren heen. We proberen mogelijke factoren die bijdragen aan deze evolutie in kaart te brengen. Daarna focussen we op een aantal leeftijds- en genderspecifieke trends.

Evolutie aantal rechthebbenden door de jaren heen

Grafiek 1 toont het aantal rechthebbenden op een IVT[1] en het daarbij horende jaarlijks groeipercentage voor de periode 1994 – 2020. Eind 2020 ontvangen 121.043 personen een inkomensvervangende tegemoetkoming. 19.815 onder hen ontvangen enkel een IVT, 101.228 cumuleren IVT en IT.[2] Tussen 1994 en 2020 is het aantal rechthebbenden op een IVT met zo’n 40% gestegen.

Grafiek 1. Evolutie aantal rechthebbenden op een IVT en bijhorend jaarlijks groeipercentage, 1994 - 2020

Bron: DG Personen met een handicap, FOD SZ.

 

Nadat het koninklijk besluit van 6 juli 1987 uitvoering geeft aan deze wet, kent de IVT een snelle groei tot bijna 89 000 rechthebbenden in 1993 (niet weergegeven in bovenstaande grafiek). Vanaf 1994 begint het aantal rechthebbenden op een IVT echter te dalen tot een dieptepunt van iets meer dan 71 000 rechthebbenden in 2001. Toch daalt het totaal aantal personen dat recht heeft op een IVT en/of een IT niet over deze periode: een sterke stijging van het aantal rechthebbenden op enkel een IT compenseert de daling van het aantal rechthebbenden op een IVT. Het totale aantal personen met een handicap dat in deze periode aanspraak maakte op een tegemoetkoming nam dus niet af. Er dient hier echter wel te worden gewezen op een belangrijk verschil in de voorwaarden voor het bekomen van een IVT of een IT, waarbij de vrijstellingen betreffende de inkomsten voor de IT steeds uitgebreider en hoger zijn geweest dan bij de IVT. [3]

Een mogelijke verklaring voor de daling van het aantal rechthebbenden op een IVT ligt misschien in de economische heropleving vanaf 1994, die volgde op de zwaarste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog. Ook in het werkloosheidsstelsel doet zich tussen het hoogtepunt in 1994 en 2001 een daling voor van het aantal rechthebbenden op een vergoeding voor volledige werkloosheid. De verbetering van de conjunctuur in deze periode heeft mogelijk meer kansen tot toetreding op de arbeidsmarkt geboden voor personen met een handicap.

Vanaf 2002 tot 2006 kent het aantal rechthebbenden op een IVT een gestage stijging van gemiddeld 2,1 % per jaar.

Ook tijdens de periode van 2007 tot 2011 merken we een stijging op, maar deze is nog meer uitgesproken met gemiddeld zo’n 5,5 % per jaar. De economische recessie ten gevolge van de financiële crisis van 2008 kan hier een rol in gespeeld hebben. De verslechtering van de situatie op de arbeidsmarkt maakt het moeilijker voor kwetsbare personen om een inkomen uit arbeid te verwerven.

Na deze periode van sterke stijging is er vanaf 2012 tot 2017 een afvlakking met een gemiddeld jaarlijks groeipercentage van 1,6%. Vanaf 2018 tot op heden verdubbelt het groeipercentage opnieuw tot 3,3 %. Een aanzienlijke verhoging in 2019 van de vrijstelling op de inkomsten van de partner bij het bepalen van het recht op een IVT kan hier een rol bij hebben gespeeld. Aangezien het aantal rechthebbenden op een IVT sneller groeit dan de bevolking, zien we een continue toename van het percentage rechthebbenden op een IVT in de bevolking van 21 jaar en ouder.

Meerdere factoren kunnen dus bijdragen tot de toename van het aantal rechthebbenden op een IVT over de jaren heen: demografische effecten gelieerd aan de babyboom (waardoor er een toename is van het aantal personen in de leeftijdscategorie die in aanmerking komt voor een IVT), wijzigingen in de wetgeving en de economische context. Zoals eerder aangegeven is het in periodes van economische crisis moeilijker voor personen met een handicap een inkomen te verwerven op de reguliere arbeidsmarkt. In tijden van economische voorspoed lukt dit doorgaans makkelijker.

Daarnaast zijn er mogelijk nog andere, moeilijker te kwantificeren verklaringen voor deze groei. Sinds vele jaren wordt er ingezet op een betere informatieverstrekking over de rechten van personen met een handicap, waardoor de bekendheid van het stelsel toeneemt en de non take-up vermindert. Hiernaast zijn de OCMW ’s mogelijk strenger gaan toezien op de vereiste dat een (aanvullend) leefloon slechts kan worden toegekend als iemand zijn of haar rechten op alle andere sociale rechten heeft laten gelden, en dus ook op een uitkering ten gunste van een persoon met een handicap. Verder zijn er in sommige sectoren van de sociale zekerheid diverse besparingsoperaties doorgevoerd. De bijstandsregelingen zijn hierbij meestal buiten schot gebleven, waardoor er mogelijk een verschuiving is naar deze stelsels omdat het hier een residuele regeling betreft.

Leeftijds- en genderspecifieke evoluties

Zoals eerder beschreven spelen er ook een aantal demografische effecten. Eind 2020 zijn 50,1 % van de rechthebbenden op een IVT mannen en 49,9 % vrouwen. Het is de eerste keer sinds het in voege treden van de IVT dat er een meerderheid van mannelijke rechthebbenden is. In 2005 bedroeg het aandeel vrouwen nog bijna 54 %, dat aandeel daalde in 2010 naar 53 % en in 2015 naar 51,4 %.

De gemiddelde leeftijd van de rechthebbenden op een IVT bedraagt in 2020 46,3 jaar. Voor mannen is de gemiddelde leeftijd 44,1 jaar; voor vrouwen ligt deze meer dan 4 jaar hoger met een gemiddelde leeftijd van 48,4 jaar.

In 2005 is de meerderheid van de mannelijke rechthebbenden nog rond de 40 jaar of jonger (zie grafiek 2). In 2020 daarentegen is het beeld bij mannelijke rechthebbenden verdeelder, met enerzijds een groot aantal onder de 30 jaar en anderzijds in de leeftijdscategorie tussen 45 en 60 jaar. Bij vrouwen ligt het zwaartepunt in 2005 reeds bij de 40-plussers, een toestand die in 2020 nog sterker geaccentueerd wordt bij de 50-plussers.

Grafiek 2. Leeftijdspiramide rechthebbenden op een IVT naar geslacht, in 2005 en 2020

Bron: DG Personen met een handicap, FOD SZ.

De prevalentie[4] van rechthebbenden op een IVT in 2020 is steeds hoger bij mannen dan bij vrouwen tot de leeftijd van 47 jaar (zie grafiek 3): vanaf 48 jaar is de trend omgekeerd en ligt de prevalentie bij vrouwen steeds hoger dan bij mannen.

Grafiek 3. Percentage rechthebbenden op een IVT naar geslacht, in 2005 en 2020

Bron: DG Personen met een handicap, FOD SZ.

 

De prevalentie ligt bij mannen het hoogst vanaf de leeftijd van 22 jaar tot 28 jaar (tussen 2,0 % en 2,2 %). Bij vrouwen daarentegen ligt het zwaartepunt vanaf de leeftijd van 54 tot 65 jaar (tussen 2,0 % en 2,3 %). De mediaan leeftijd ligt bij mannen dan met 43 jaar ook een stuk lager dan bij vrouwen, waar de mediaan op 49 jaar ligt.

Evolutie van de IVT (.pdf)

 

[1] Het betreft het aantal rechthebbenden in de maand december van het betrokken jaar.

[2] Deze uitsplitsing wordt in deze nota niet weergegeven, maar is wel beschikbaar op onze website onder de rubriek ‘cijfers van sociale bescherming’.

[3] Voor zowel de IVT als de IT gelden voorwaarden m.b.t. de erkenning van de handicap door een arts van DG HAN (de medische erkenning). Daarnaast zijn er eveneens voorwaarden m.b.t. de inkomsten van de persoon met een handicap en zijn/haar partner die bepaalde grenzen niet mogen overschrijden. Bij de berekening van het in aanmerking te nemen bedrag aan belastbare inkomsten dat van het maximumbedrag van de tegemoetkoming dient afgetrokken te worden, gelden een aantal vrijstellingen. Deze vrijstellingen zorgen ervoor dat een deel van de belastbare inkomsten niet in aanmerking genomen wordt. Dit pakket aan vrijstellingen is voor de IT historisch niet alleen steeds uitgebreider geweest dan voor de IVT, maar de vrijgestelde bedragen zijn ook altijd hoger geweest.

[4] Met ‘prevalentie’ bedoelen we het aantal personen met een bepaald kenmerk op een specifiek tijdstip, en dit voor een bepaalde populatie.