Uitkeringen voor personen met een handicap: nieuwe cijfers voor 2023

Inleiding

De FOD Sociale Zekerheid publiceert verschillende cijfergegevens over de sociale bescherming in België, waaronder statistieken over de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) en de integratietegemoetkoming (IT) voor personen met een handicap. Beide tegemoetkomingen worden beheerd door de Directie-generaal Personen met een handicap van de FOD Sociale Zekerheid.

Zowel de IVT als de IT richten zich in eerste instantie op personen met een handicap tussen 18 en 65 jaar met een laag inkomen en maken deel uit van het stelsel van sociale bijstand in België. De inkomensvervangende tegemoetkoming is een tegemoetkoming waar je recht op kunt hebben als je verdienvermogen verminderd is door je handicap. De tegemoetkoming vervangt (deels) het inkomen dat je zou krijgen als je geen handicap had. De integratietegemoetkoming is een tegemoetkoming waar je recht op kunt hebben als je zelfredzaamheid verminderd is. Het is een compensatie voor de bijkomende kosten die je als persoon met een handicap hebt als je wilt deelnemen aan het maatschappelijke leven (‘integratie’).

De cijfers over de IVT en de IT werden recent bijgewerkt naar 2023 en zijn terug te vinden in de rubriek ‘Cijfers van sociale bescherming’. In wat volgt bespreken we kort een aantal bevindingen op basis van deze nieuwe gegevens. We starten met de evolutie van het aantal rechthebbenden gedurende de laatste 10 jaar, gevolgd door een analyse van de rechthebbenden naar gezinssamenstelling. Tot slot bekijken we de uitgaven voor de IVT en de IT.

Aanvullende cijfergegevens bij onderstaande analyse, o.m. betreffende de erkenningen en de aanvragen, zijn beschikbaar in de eerder vermelde rubriek ‘Cijfers van sociale bescherming’.

Aantal rechthebbenden

De cijfers op onze website laten eerst en vooral toe om de evolutie van het aantal rechthebbenden op een IVT en/of een IT in kaart te brengen (zie grafiek 1 hieronder). Als we de cijfers voor de laatste 10 jaar bekijken, zien we dat het aantal rechthebbenden op een IVT en/of een IT doorheen de tijd gestaag blijft toenemen. In 2023 waren er in totaal 242.454 rechthebbenden, tegenover 230.703 rechthebbenden in 2022, wat een toename van 5,1% betekent. Deze toename ligt in lijn met voorgaande jaren (+5,4% in 2021 en + 6,2% in 2022). Iets meer vrouwen dan mannen hebben recht op een tegemoetkoming: hun aandeel bedraagt respectievelijk 52,5% en 47,5% van het totale aantal rechthebbenden in 2023. Deze aandelen zijn de afgelopen 10 jaar vrij stabiel gebleven.

Daarnaast kunnen de cijfers ook worden opgesplitst naar type tegemoetkoming. Grafiek 2 illustreert de evolutie van het aantal rechthebbenden op enkel een IVT, enkel een IT of op beide. Bijna de helft (49,3%) van het totale aantal rechthebbenden heeft in 2023 zowel recht op een IVT als op een IT, terwijl 40,8% enkel recht heeft op een IT en 9,9% enkel recht heeft op een IVT.

Ten opzichte van 2014 is het aantal rechthebbenden op een IVT en/of een IT toegenomen met 42,0%. De meest uitgesproken stijging doet zich voor bij de categorie die enkel recht heeft op een IT, met een toename van om en bij de 52%. Voor de beide andere categorieën bedraagt de toename zo’n 35%.

Rechthebbenden naar gezinssamenstelling

Op basis van de beschikbare statistieken kunnen de rechthebbenden op een IVT en/of IT verder worden opgesplitst naar gezinssamenstelling. Het bedrag van de IVT en de IT is afhankelijk van verschillende elementen. In geval van de IT wordt er rekening gehouden met de gezinssamenstelling, het inkomen en de impact van de handicap op het dagelijkse leven. Ook bij de IVT wordt er rekening gehouden met de gezinssamenstelling van de rechthebbende, aangevuld met het inkomen en de impact van de handicap op het verdienvermogen.

De IVT en de IT werken met dezelfde gezinscategorieën. Categorie C bestaat uit deze rechthebbenden die een huishouden vormen of die één of meerdere kinderen ten laste hebben. Per huishouden kan slechts één persoon een bedrag uit categorie C ontvangen. Wanneer twee rechthebbenden in éénzelfde huishouden tot deze categorie behoren, ontvangt elk van hen een bedrag uit categorie B. Categorie B bevat de rechthebbenden die alleen wonen, of die minimum 3 maanden in een instelling of in een voorziening voor personen met een handicap verblijven. Onder categorie A vallen alle personen met een beperking die niet tot de eerder vermelde categorieën B en C behoren.[1]

Uit grafiek 3 blijkt dat in 2023 categorie C de grootste is met 102.178 rechthebbenden (of 42,1% van het totale aantal rechthebbenden). Categorie B volgt met 92.257 rechthebbenden, of zo’n 38,1%. De afgelopen 10 jaar was categorie B de grootste categorie tot en met 2019. Sinds 2020 is het aandeel van categorie C groter. Categorie A blijft duidelijk de kleinste categorie door de jaren heen, met 48.019 rechthebbenden (of 19,8%) in 2023.

We kunnen bovenstaande ook verder opsplitsen naar geslacht. In grafiek 4 focussen we op de verhoudingen in 2023. Net niet de helft van de vrouwelijke rechthebbenden (49,0%) vinden we terug in categorie C, gevolgd door categorie B (met 35,4%) en categorie A (met 15,6%). Voor de mannelijke rechthebbenden is categorie B de meest voorkomende categorie (met 41,0%), gevolgd door categorie C (34,5%) en categorie A (24,4%).

Uitgaven

Tot slot publiceren we ook een aantal gegevens over de uitgaven. Grafiek 5 geeft de evolutie van het gemiddeld maandelijks bedrag weer en dit zowel in lopende prijzen (nominale bedragen) als in constante prijzen (bedragen gecorrigeerd voor prijsschommelingen en inflatie).[2] Deze laatste geven een indicatie van de reële groei.

De voorbije 10 jaar was er een duidelijke toename van het gemiddeld maandelijks bedrag in lopende prijzen (€652 in 2014 en €914 in 2023, of een toename van 40,2%). Voornamelijk voor 2022 en 2023 is deze toename opvallend. Ten opzichte van 2021 steeg het bedrag in 2022 met 10,6%, in 2023 kwam daar nog eens een toename van 9,9% bij ten opzichte van 2022. In constante prijzen is de stijging over de afgelopen 10 jaar echter minder uitgesproken (€652 in 2014 en €718 in 2023, of een toename van 10,1%), al steeg het gemiddeld maandelijks bedrag in constante prijzen tussen 2022 en 2023 wel met bijna 6%.

Bovenstaande cijfers moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Het gaat hier immers om de feitelijk uitgekeerde bedragen, die bepaald worden door meerdere parameters, waaronder niet alleen de barema’s maar ook de vrijstellingen in verband met andere inkomens van de persoon met een handicap (“prijs van de arbeid”) of diens partner (“prijs van de liefde”). Het is waarschijnlijk dat een verhoging van de barema’s zich wel vertaalt in een hogere uitkering voor de mensen die al een uitkering kregen, maar dat daarnaast ook een groep mensen recht krijgt op een zeer beperkte uitkering (de personen van wie het inkomen ervoor net te hoog was om recht te hebben op een uitkering). Merk verder op dat er een inflatiepiek was in 2022, wat door het automatisch indexeringsmechanisme een uitgesproken impact heeft gehad op het gemiddeld bedrag in lopende prijzen. Hiernaast is de IVT de voorbije jaren viermaal buiten index verhoogd, waarvan tweemaal in 2023.[3] Dit laatste heeft ook een impact op het gemiddeld maandelijks bedrag in constante prijzen.

Ook de totale uitgaven op jaarbasis kunnen in kaart worden gebracht. Grafiek 6 geeft de evolutie voor de jaarlijkse uitgaven voor de IVT en/of de IT weer en dit opnieuw voor de periode 2014 – 2023. Hieruit blijkt dat de uitgaven over deze periode sterk zijn toegenomen en dit zowel in lopende als in constante prijzen. De voornaamste verklaring hiervoor is de toename van het aantal rechthebbenden, zoals besproken bij grafiek 1. Voor 2022 en 2023 moeten we, althans voor de uitgaven in lopende prijzen, uiteraard ook verwijzen naar de stijging van het gemiddeld maandelijks bedrag.

 

[1] De situatie is echter complexer dan bovenstaande algemene beschrijving. Op de website van de DG Personen met een handicap kan je een uitgebreidere omschrijving terugvinden.

[2] Voor de omrekening naar constante prijzen wordt het jaargemiddelde van de consumptieprijsindex van een specifiek basisjaar (hier 1988) gebruikt. We kunnen de bedragen voor (bijvoorbeeld) 2023 uitdrukken in prijzen van 2014 (het eerste jaar van de hier beschouwde periode) door de nominale bedragen te delen door het gemiddeld indexcijfer (basis 1988) voor dat jaar en ze daarna te vermenigvuldigen met het gemiddeld indexcijfer voor 2014 (basis 1988).

[3] De recentste baremaverhogingen - waaronder die voor tegemoetkomingen aan personen met een handicap komen aan bod in een vroegere editie van “Cijfers in de Kijker”.