Social Protection Performance Monitor voor België: laatste resultaten
De afgelopen jaren zijn er op het niveau van de Europese Unie een aantal monitoringinstrumenten tot stand gekomen die de sociale situatie van de lidstaten in kaart brengen. Eén van deze instrumenten is de ‘Social Protection Performance Monitor’ (SPPM), die ontworpen is in de schoot van de Subgroep Indicatoren van het Sociaal Beschermingscomité[1].
Vorige week publiceerde het Sociaal Beschermingscomité de meest recente versie van deze monitor in haar jaarrapport. De ‘key messages’ van dit jaarrapport, welke in belangrijke mate steunen op de SPPM, werden op 7 oktober aangenomen door de Raad van Ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EPSCO). In wat volgt bespreken we beknopt de SPPM en de belangrijkste evoluties voor ons land. Hierbij is het goed om voor ogen te houden dat de 2020-versie van de SPPM de impact van de corona-pandemie uiteraard nog niet weergeeft. Het blijft nochtans relevant om de meer structurele pre-corona uitdagingen die door de SPPM worden geïdentificeerd, te onderkennen.
De ‘Social Protection Performance Monitor’
De algemene doelstelling van de SPPM is het opvolgen van de sociale situatie in de EU en het bevorderen van het wederzijds leren tussen de lidstaten. De SPPM vormt de basis voor het jaarlijkse rapport van het Sociaal Beschermingscomité over de sociale situatie in Europa. De monitor maakt zowel een vergelijking op korte termijn (nl. met het voorgaande jaar) als op de langere termijn (nl. de evolutie voor de laatste 10 jaar[2]) mogelijk.
De SPPM is hierdoor uitermate geschikt om de evolutie van de sociale situatie binnen de EU over de jaren heen in kaart te brengen. Samen met de andere bestaande monitoringinstrumenten in de schoot van het Sociaal Beschermingscomité, namelijk het sociaal scorebord[3] en het Joint Assessment Framework[4], vormt de SPPM een onderdeel van het referentiekader voor de sociale dimensie van het Europees Semester; dit is de jaarlijkse cyclus van beleidscoördinatie binnen de Europese Unie.
De SPPM wordt sinds 2013 gebruikt en bestaat naast een dashboard (horizontale dimensie, over de lidstaten heen) uit een fiche per land (verticale dimensie), waarin de domeinen worden belicht waarvoor de lidstaten hetzij vooruitgang (‘goede sociale resultaten’) hetzij achteruitgang (‘belangrijke sociale uitdagingen’) hebben geboekt. Zowel het dashboard met de belangrijkste sociale trends op korte en lange termijn als de goede sociale resultaten en belangrijke sociale uitdagingen stoelen op een onderbouwde methodologie. Deze wordt, samen met de definities van de indicatoren, uitgebreid besproken in het jaarlijkse rapport.
In wat volgt focussen we ons in eerste instantie op de belangrijkste sociale trends in het dashboard, en dit specifiek voor België. Elke indicator afzonderlijk bespreken zou ons te ver leiden, maar de laatste update van het SPPM-dashboard is beschikbaar als bijlage. Deze bevat ook de cijfers voor de indicatoren die wel besproken worden in deze tekst maar niet grafisch worden weergegeven. Dit dashboard groepeert een 20-tal indicatoren aan de hand van vijftien bredere thema’s. De laatste update is gebaseerd op gegevens uit de Enquête van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) van 2018[5] en de Enquête naar Arbeidskrachten (EAK) van 2019.
Belangrijkste sociale trends op korte en lange termijn in België
De grootste groep indicatoren betreft deze in het kader van de Europa 2020-doelstelling, namelijk het aantal personen in een situatie van armoede of sociale uitsluiting (AROPE), en haar onderliggende indicatoren (het armoederisico of AROP, ernstige materiële deprivatie of SMD en zeer lage werkintensiteit of VLWI).[6] Deze worden weergegeven in grafiek 1.
De resultaten voor België in het kader van de Europa 2020-doelstelling werden al uitvoerig beschreven in het jaarlijkse monitoringrapport van onze FOD. Hoewel de AROPE in 2018 voor België (20.0%) net onder het EU-gemiddelde (21,8%) ligt, en de AROPE en VLWI licht zijn gedaald ten opzichte van 2017 met respectievelijk -0.6 pp (procentpunt) en -1.3 pp (en dus aangegeven zijn in het groen in het dashboard), is het wel zo dat het aantal personen in een situatie van armoede of sociale uitsluiting quasi stabiel is gebleven ten opzichte van de beginsituatie (in 2008).
De duidelijke afname die werd vooropgesteld in het kader van de Europa 2020-doelstelling is dus niet behaald. Wat de inkomensgelijkheid betreft (‘income quintile ratio’), doet België het beter dan gemiddeld: deze ligt in ons land relatief laag (in 2018 3.8 voor België versus 5.13 voor de EU) en blijft vrij stabiel over de jaren heen. Ook de beschikbare gezinsinkomens stijgen in beperkte mate en liggen in lijn van internationale trends.
Het aantal ouderen (65+) in een situatie van armoede of sociale uitsluiting (AROPE)[7] is wel duidelijk afgenomen (met een daling van - 5,5 pp in de periode 2008 – 2018), hoewel er op korte termijn toch een lichte stijging op te merken valt. Dit wordt geïllustreerd in de onderstaande grafiek. De belangrijkste verklaring voor deze afname op lange termijn is de toegenomen activiteitsgraad bij vrouwen, wat leidt tot een langere loopbaan en resulteert in hogere pensioenen, en de toegenomen adequaatheid van de pensioenminima en de inkomensgarantie voor ouderen (IGO).[8] Deze evoluties hebben ook een duidelijke uitwerking op de tewerkstellingsgraad van oudere werknemers (55 tot 64 jaar): zowel op de korte termijn (+ 1.8 pp tussen 2018 en 2019) als de lange termijn (maar liefst +17.6 pp tussen 2008 en 2019) is er een uitgesproken positieve evolutie. Hetzelfde geldt voor de vervangingsratio van pensioenen (‘aggregate replacement ratio’; een toename van + 11.1% in de periode 2008 – 2018).
Hiernaast bevat de SPPM een aantal indicatoren die de effectiviteit van onze sociale zekerheid in kaart brengen. De impact van sociale transfers in België is traditioneel hoog vergeleken met het EU-gemiddelde, maar neemt doorheen de jaren gestaag af. Onderstaande figuur toont dat, in de periode 2008 – 2018, de impact van sociale transfers afneemt met maar liefst - 10.4 pp, terwijl het voor transfers met pensioenen om een afname van zo’n - 3.9 pp gaat. Deze kleinere afname is deels te verklaren door de evoluties beschreven in de voorgaande paragraaf. Ook het armoederisico voor personen die leven in een huishouden (quasi) zonder werk is de afgelopen jaren sterk gestegen en ligt in 2018 hoger dan het gemiddelde voor de EU (71.8% in België tegenover 62.3% in de EU). Deze laatste geldt als een goede indicatie van de adequaatheid van onze sociale uitkeringen.
‘Belangrijke sociale uitdagingen’ en ‘goede sociale resultaten’
Naast het dashboard beschrijft de SPPM ook de domeinen waarop de verschillende lidstaten van de EU vooruitgang (‘goede sociale resultaten’) als achteruitgang (‘belangrijke sociale uitdagingen’) hebben geboekt.[9] Qua ‘goede sociale resultaten’ vermeldt het jongste jaarrapport er voor België één: het risico op armoede voor diegenen die werken ligt in België duidelijk lager dan het EU gemiddelde (in 2018 gaat het om respectievelijk 4.6% en 12.0%).
Wat de ‘belangrijke sociale uitdagingen’ betreft, vermeldt de SPPM opnieuw de eerder beschreven afname van de effectiviteit van de sociale zekerheid. Specifieke aandacht is er voor het aandeel kinderen (0-17 jaar) en volwassenen (18-59 jaar) die leven in een huishouden (quasi) zonder werk. Grafiek 3 toonde eerder al aan dat het armoederisico voor deze personen in dergelijke huishoudens de afgelopen jaren gestaag is toegenomen; onderstaande grafiek toont de tendensen voor kinderen en volwassenen. Maar liefst 84,0% van de kinderen uit een huishouden met weinig of geen werk heeft in 2018 in België een risico op armoede. Dit is hoger dan het EU-gemiddelde van 76.4%. Het armoederisico voor volwassenen ligt met 67.7% lager, maar ook dit is hoger dan het percentage voor de EU (60.3%).
Hiernaast vermeldt het rapport ook ongelijkheden in de toegang tot gezondheidszorg, en dit ondanks de relatief hoge overheidsuitgaven voor gezondheidszorg in België en het gegeven dat zo’n 99% van de Belgische bevolking gedekt is voor gezondheidszorg.[10] Onderstaande grafiek toont de onvervulde nood aan medische zorg (‘self-reported unmet needs for medical examination’) in België, en dit voor de verschillende inkomenskwintielen. Globaal situeert deze indicator zich ongeveer op hetzelfde niveau als het cijfer voor de EU (1,8% in België versus 2,0% in de EU). Voor het laagste inkomenskwintiel is het percentage echter aanzienlijk hoger (6,4%).
Zoals voorheen aangegeven, zijn een aantal van bovenstaande bevindingen eerder al aan bod gekomen in het jaarlijkse monitoringrapport van onze FOD (‘Analysis of the evolution of the social situation and social protection in Belgium 2019’). Een update van dit rapport wordt verwacht in het begin van 2021. Ook de SPPM zal, naast de andere monitoringsinstrumenten van het Sociaal Beschermingscomité, in dit rapport worden hernomen.
Social Protection Performance Monitor (.pdf)
Social Protection Performance Monitor - bijlage (.xls)
[1] Het Sociaal Beschermingscomité (‘Social Protection Committee’ – SPC) is een raadgevend beleidscomité voor de ministers in de Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken (‘Employment and Social Affairs Council’ – EPSCO). Eén van de subgroepen van het SPC is de Subgroep Indicatoren (‘Indicators Subgroup’ – ISG). Deze werkgroep is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en definiëring van sociale indicatoren op EU niveau. Voor meer informatie, zie website SPC. Onze FOD vertegenwoordigt België zowel in het SPC, als in de ISG.
[2] Dit komt in feite neer op de evolutie sinds de start van de Europa 2020-strategie.
[3] Het scorebord is in het leven geroepen om de uitvoering van de Europese Pijler van Sociale Rechten op te volgen. Het sociaal scorebord wordt elk jaar opgenomen in het ‘Joint Employment Report’. Het meest recente is hier beschikbaar. Er bestaat ook een interactieve versie.
[4] Bij aanvang van de Europa 2020-strategie ontwikkelden het Sociaal Beschermingscomité (SPC), het Tewerkstellingscomité (EMCO) en de Europese Commissie een 'joint assessment framework' (JAF) om de Europese tewerkstellingsrichtlijnen op te volgen.
[5] De cijfers voor de BE-SILC op de website van Eurostat kunnen voor een aantal indicatoren licht afwijken van de cijfers in dit rapport. Wegens een correctie van de gewichten in de BE-SILC van 2016, 2017 en 2018, zijn de resultaten van de betrokken jaren herzien. Deze herziening is doorgevoerd nadat de laatste SPPM werd opgesteld. Aan de conclusies verandert deze herziening echter niets.
[6] AROPE: ‘At-risk-of-poverty or social inclusion’; AROP: ‘At-risk-of-poverty rate’; VLWI: ‘Very low work intensity’.
[7] Merk op dat voor deze leeftijdsgroep wel de AROP en SMD in rekening worden gebracht bij de berekening van de AROPE, maar niet de VLWI.
[8] Federaal Planbureau (2020). Jaarlijks verslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing van juli 2020. Zie ook hier.
[9] Merk op dat deze analyse gebaseerd is op een groter aantal indicatoren dan enkel deze opgenomen in het dashboard.