De doelmatigheid van de sociale bescherming daalt

5 december 2019

In België zijn sociale transfers om de armoedegraad te beperken traditioneel effectief, al vermindert dit de laatste jaren voor kinderen en personen op actieve leeftijd.  Vooral voor huishoudens zonder betaald werk en met kinderen blijken de uitkeringen in hoge mate ontoereikend te zijn.  Het armoederisico voor deze groep ligt boven 80%.

Het aantal uitkeringsgerechtigde personen in volledige werkloosheid blijft dalen, terwijl het aantal invaliden blijft stijgen. Momenteel vertegenwoordigt elk van beide systemen ongeveer 400.000 mensen.  Ook het aantal personen met een leefloon steeg licht verder in 2018. 

De sociale minima hebben gelijke tred gehouden met de armoedegrens, en dus met de globale welvaartsontwikkeling.  De meeste minima, met uitzondering voor deze voor pensioenen en invaliditeitsuitkeringen voor alleenstaanden, blijven echter op hetzelfde niveau onder de armoedegrens.

De meest recente EU statistieken over sociale uitgaven (ESSPROS 2016) plaatsen de uitgaven aan sociale zekerheid in België op 29,6% van het BBP, iets hoger dan het EU-gemiddelde van 28,1%. Het ligt op hetzelfde niveau als Nederland (29,5%) en Duitsland (29,4%) maar iets onder Frankrijk (34,3%).

Om na te gaan hoe effectief de Belgische sociale bescherming is, zijn 2 indicatoren bekeken:

  • Wat is de omvang van de groep die dankzij de sociale bescherming boven de armoedegrens wordt getild?
  • Volstaan de sociale beschermingsmaatregelen om armoede uit te sluiten in huishoudens met weinig of geen betaald werk?

We lichtten beiden kort toe:

Wat is de omvang van de groep die door de sociale bescherming boven de armoedegrens wordt getild?

Van de bevolking die zonder sociale uitkeringen arm zou zijn wordt in 2018 34,7% boven de armoedegrens getild door de uitkeringen. Dit percentage is de afgelopen jaren duidelijk gedaald.  In 2005 bedroeg dit nog quasi 48%.  Deze daling situeert zich voornamelijk onder de bevolking op actieve leeftijd en onder kinderen, terwijl de effectiviteit voor ouderen toenam.

Het niveau van deze doelmatigheid van de sociale bescherming is op dit moment hoger dan het EU-gemiddelde. Als we er de cijfers van 2014 bijnemen, blijkt echter dat het EU-gemiddelde de laatste 5 jaar stabiel bleef, terwijl er in België een scherpe daling was met 9%.

Volstaan de sociale beschermingsmaatregelen om armoede uit te sluiten in huishoudens met weinig of geen betaald werk?

Om na te gaan of sociale transfers effectief zijn, werd ook gekeken naar het armoederisico van zij die er het meest van afhankelijk zijn, nl. personen in huishoudens met weinig of geen betaald werk. Gezinnen waarin de volwassenen minder dan 20% van hun potentiële werktijd betaald werk verrichten zijn geclassificeerd onder ‘zeer lage werkintensiteit’. Er is een opvallende stijging in hun armoederisico in de recentste jaren tot 72,8% - 9% hoger dan het EU-gemiddelde. In 2015 bedroeg het nog 50,9%.

Over de hele bevolking bekeken loopt 1 op de 5 kinderen onder de 18 jaar risico op armoede. Voor huishoudens zonder betaald werk die kinderen hebben ligt het armoederisico zelfs boven de 80%. 

Lees de volledige analyse