Hoger armoederisico voor huishoudens zonder werk: een zwakker profiel, en ook moeilijker toegang tot werkloosheid?

21 april 2021

In België was in 2019 70,5 % van de bevolking tussen de 20 en 65 jaar actief op de arbeidsmarkt. Dat resulteerde in een daling van het aandeel personen in een (quasi-)werkloos huishouden tot 12,4%.

Toch blijft het aandeel (quasi-) werkloze huishoudens tot de hoogste in de EU behoren en blijft de arbeidsparticipatie van personen met een laag opleidingsniveau quasi stabiel op een laag niveau. De toegang tot de arbeidsmarkt blijft dus een groot probleem.

Bovendien bedraagt het armoederisico van deze groep in 2019 maar liefst 63,3%, wat opmerkelijk hoger is dan de 14,8% voor de algemene bevolking.

Vergelijking armoederisico voor huishoudens met een zeer lage werkintensiteit met andere lidstaten

In België is het armoederisico (AROP) voor huishoudens zonder lage werkintensiteit 7,8% t.o.v. een Europees gemiddelde van 12,1%. Voor huishoudens met een zeer lage werkintensiteit (VLWI) doen we het slechter: 63,3% t.o.v. 61,8%.

Fig. Financieel armoederisico (AROP) naar werkintensiteit (WI) voor België en Europa.

Source : EUROSTAT / STATBEL – EU-SILC.

 

De afgelopen 15 jaar werd het armoederisico van (quasi-) werkloze huishoudens herhaaldelijk onder de aandacht gebracht. Op Europees niveau gebeurde dit onder meer in het jaarlijks verslag van het Sociaal Beschermingscomité. 

Veranderd profiel van huishoudens zonder werk

Om dieper in te gaan op de profielkenmerken van deze groep bestudeerde het Centrum voor Sociaal Beleid van de Universiteit Antwerpen, in opdracht van de FOD Sociale Zekerheid, deze groep meer in detail.

Dit werd onderzocht:

- het sociaal profiel van deze groep:

Personen in een (quasi-)werkloos huishouden hebben een kwetsbaarder profiel. Het gaat vaker om laagopgeleiden, personen met een niet-EU27 achtergrond, alleenstaanden, families met kinderen en individuen zonder eigen inkomen of enkel een ziekte- of invaliditeitsuitkering. Ook rapporteren zij vaker gezondheidsproblemen, wonen zij vaker in Wallonië en betreffen het huurders.

De Universiteit Antwerpen onderscheidt, aan de hand van een latente klassenanalyse (LCA) drie afzonderlijke types van (quasi-)werkloze huishoudens: oudere koppels, alleenstaanden en alleenstaande ouders met gezondheidsproblemen, en personen met een migratieachtergrond die (vaak) geen eigen inkomen hebben. Vooral de laatste twee groepen bevinden zich in een precaire situatie.

- hun toegang tot werkloosheids- en invaliditeitsuitkeringen

Er werd berekend hoeveel % van de mensen die zichzelf als werkloos of ziek omschreven ook een tegemoetkoming ontvangen (dit is de dekkingsgraad van een uitkering). De onderzoekers tonen aan dat de dekkingsgraad van werkloosheidsuitkeringen is afgenomen door de jaren heen. Het aandeel zieken of invaliden met een ziekte- of invaliditeitsuitkering bleef eerder constant.

- toereikendheid van sociale uitkeringen

Voor een aantal types van huishoudens werd er gekeken in hoeverre de sociale uitkeringen toereikend zijn. Hoewel er door de kleine verschillen tussen 2018 en 2008 geen uitspraken kunnen worden gedaan over de evolutie van de toereikendheid, is het duidelijk dat het leefloon ontoereikend was voor alle bestudeerde types (namelijk alleenstaanden, een alleenstaande met kinderen, een koppel en een koppel met kinderen).  Voor koppels (al dan niet met kinderen) waren hiernaast ook de werkloosheids- en invaliditeitsuitkeringen niet toereikend. Voor alleenstaanden volstond ook de werkloosheidsuitkering niet om adequaat beschermd te zijn tegen armoede.

Het verhoogd armoederisico voor huishoudens met een zeer lage werkintensiteit is te wijten aan een combinatie van hun profielkenmerken en de gemaakte beleidskeuzes. Het armoederisico zou 4 tot 8 percentpunt lager zijn voor deze groep als er tussen 2008 en 2018 geen wijziging was geweest in hun profiel. Met name de toename van het aantal alleenstaanden, het aandeel personen geboren buiten de EU, het aandeel van diegenen zonder eigen inkomen en diegenen in de leeftijdscategorie 25-49 jaar droegen bij aan het toegenomen armoederisico.

Uit het onderzoek van de UA blijkt dat alleenstaanden in het bijzonder een groep zijn om rekening mee te houden in analyses van sociale bescherming. Het aantal alleenstaanden zonder inkomen stijgt sterk en bepaalde uitkeringen zijn voor hen minder toereikend dan voor andere types huishoudens.

Lees het volledige rapport