Internationaal

Er bestaan twee soorten internationale instrumenten van Sociale Zekerheid: normatieve instrumenten en coördinatie-instrumenten. Verschillende Europese verordeningen garanderen de mobiliteit van werknemers en beschermen hen tegen discriminatie op grond van nationaliteit. Ze coördineren verder de toepassing van nationale socialezekerheidsregelingen. België sluit ook internationale socialezekerheidsakkoorden af met derde landen. Deze akkoorden regelen doorgaans de situatie van personen die zich in deze landen verplaatsen.

Coördinatie in de EU

Verschillende Europese verordeningen garanderen de mobiliteit van werknemers en beschermen hen tegen discriminatie op grond van nationaliteit. Ze coördineren verder de toepassing van nationale socialezekerheidsregelingen.

Essentiële principes zijn :

Voorwaarden van nationaliteit

De verordeningen zijn van toepassing op alle onderdanen van de EER- landen en van Zwitserland, op staatlozen en vluchtelingen die zich binnen de EER en Zwitserland verplaatsen, en zonder voorwaarde van nationaliteit, op hun gezinsleden, of op hun nagelaten betrekkingen. Ze kunnen genieten van de bepalingen van de Verordeningen wanneer ze zich in een grensoverschrijdende situatie binnen de EER en Zwitserland bevinden.

Uitbreiding tot de niet-onderdaan van de EU

Op 1 juni 2003, heeft de verordening (EG) nr 859/2003 de toepassing van de verordeningen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels uitgebreid tot de niet-onderdanen van één van bovenvermelde landen.

De beschermde personen

Volgende personen zijn door Europese verordeningen beschermd:

  • de werknemers en de zelfstandigen die verzekerd zijn of waren in het kader van de wetgeving van een van de Staten van de EER of Zwitserland;
  • de ambtenaren;
  • de studenten;
  • de pensioengerechtigden, zelfs al waren ze reeds gepensioneerd voordat hun land tot de Europese Unie of tot de Europese Economische Ruimte is toegetreden;
  • de gezinsleden en de nagelaten betrekkingen van voormelde personen, ongeacht hun nationaliteit. In principe wordt de hoedanigheid van gezinslid bij de wetgeving van de woonstaat bepaald.

Beoogde prestaties

De Europese verordeningen van sociale zekerheid hebben betrekking op de volgende socialezekerheidsuitkeringen:

  • prestaties van ziekte
  • moederschap en vaderschap
  • arbeidsongevallen
  • beroepsziekten
  • invaliditeitsuitkeringen
  • vervroegd uittreding
  • ouderdomspensioenen
  • overlevingspensioenen
  • uitkeringen bij overlijden
  • werkloosheidsuitkeringen
  • kinderbijslagen

Niet-beoogde prestaties

De Europese verordeningen van sociale zekerheid zijn niet van toepassing op:

  • de sociale en medische bijstand;
  • prestaties in verband waarmee een lidstaat de aansprakelijkheid voor aan personen toegebrachte schade op zich neemt en voorziet in schadeloosstelling, zoals voor slachtoffers van oorlogshandelingen of de gevolgen daarvan;
  • de kraamgelden en de adoptie-uitkeringen (zie Verordening (EU) nr 492/2011 );
  • de regelingen voor het aanvullend pensioen, zowel vrijwillige als verplichte, met uitzondering van de stelsels van sociale zekerheid die onder de Verordening (EG) nr 883/2004 vallen.(zie Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998, P.B.E.G. L 209 van 25 juli 1998 – Europese Commissie)

Internationale instrumenten

Er bestaan twee soorten internationale instrumenten van Sociale Zekerheid: normatieve instrumenten en coördinatie-instrumenten. Ze worden overeenkomst, akkoord, schikking of verordening genoemd.

De normatieve instrumenten die zijn afgesloten bij een internationale organisatie bepalen minimale normen die de nationale socialezekerheidsregelingen moeten naleven. Deze instrumenten gelden voor de landen die ze bekrachtigd hebben. Ze worden per internationale organisatie ingedeeld.

Vb. : Conventie nr. 102 over de sociale zekerheid (1952) van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).

De coördinatie-instrumenten coördineren de toepassing van de nationale socialezekerheidswetgevingen van de landen die de overeenkomsten sluiten. Ze worden gesloten tussen twee landen (bilaterale overeenkomsten) of tussen meerdere landen (multilaterale overeenkomsten). Ze gaan uit van dezelfde principes.

  • Bilaterale overeenkomst: 0vereenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Republiek der Filippijnen van 7 december 2001.
  • Multilaterale overeenkomst: Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

Internationale socialezekerheidsakkoorden

België sluit ook internationale socialezekerheidsakkoorden af met derde landen. Deze akkoorden regelen doorgaans de situatie van personen die zich in deze landen verplaatsen.

De doelstellingen en principes van deze verdragen zijn gelijkaardig (maar niet identiek) als degenen die gelden binnen de Europese Unie. Elk verdrag heeft immers zijn eigen karakteristieken die afhankelijk zijn van land tot land. Bovendien is er geen internationaal gerechtshof dat bepaalde interpretaties oplegt. Het is dus best mogelijk dat een clausule van een bilateraal verdrag toch anders kan of zal toegepast worden. Elk verdrag is een autonoom rechtsinstrument.

De internationale overeenkomsten van sociale zekerheid dragen bij tot een vlot en vrij verkeer van personen van het ene naar het andere verdragsluitende land door de rechten op socialezekerheidsuitkeringen veilig te stellen.

Een internationale overeenkomst van sociale zekerheid coördineert de toepassing van de nationale wetgevingen, maar wijzigt ze niet. In principe heeft een internationale overeenkomst geen betrekking op sociale bijstand of medische bijstand.

België is verbonden met meer dan 50 landen door bilaterale of multilaterale coördinerende internationale instrumenten van sociale zekerheid.

FOD Sociale Zekerheid: Internationaal actief

Lees verder: De Sociale Zekerheid p.179 (.pdf)