Armoedebestrijding in België in 6 vragen

Eén persoon op vijf in België loopt het risico op armoede of sociale uitsluiting. Armoedebestrijding is dan ook een belangrijke democratische uitdaging. Daarom heeft België zich in het kader van het recente actieplan over de Europese basis voor sociale rechten tot doel gesteld om tegen 2030 279.000 mensen uit de armoede te halen.

Via 6 vaak gestelde vragen, willen we je helpen om meer inzicht te krijgen in deze problematiek:

  1. Wat is armoede?
  2. Hoe wordt armoede gemeten?
  3. Hoe wordt armoede in België bestreden?
  4. Hoe wordt armoedebestrijding geëvalueerd?
  5. Welke rol speelt de sociale zekerheid in de armoedebestrijding?
  6. Hoe werkt de FOD Sociale Zekerheid mee aan armoedebestrijding?

 

1. Wat is armoede?

Volgens het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (PNUD) wordt armoede omschreven als een combinatie van beperkingen van inkomen en ontwikkeling én sociale uitsluiting. Ontwikkelingsarmoede omvat alle fundamentele behoeften voor een menswaardig bestaan, zoals gezondheid, opvoeding, huisvesting.

2. Hoe wordt armoede gemeten?

De volgende drie indicatoren worden gebruikt om armoede te meten, in het kader van het Europees beleid:

  1. armoederisico op basis van inkomen (inkomensarmoede)
  2. ernstige materiële en sociale deprivatie
  3. mensen die in huishoudens met een zeer lage werkintensiteit leven

Mensen die met ten minste één van deze drie risico's worden geconfronteerd, worden geacht een risico op armoede of sociale uitsluiting te lopen. Volgens deze Europese indicator liep in België in 2022 18,7% van de mensen het risico op armoede of sociale uitsluiting.

2.1. Armoederisico op basis van het inkomen

Het criterium dat wordt gebruikt om het risico van inkomensarmoede te meten is de drempel van 60% van het mediaan netto equivalent inkomen (= armoedegrens). Wanneer het totale netto-inkomen van een huishouden onder deze drempel ligt, spreken we van een armoederisicosituatie.

Voor België was de armoedegrens in 2022 een inkomen van 16.388 euro netto per jaar, of 1.366 euro netto per maand voor een alleenstaande, of 34.415 euro netto per jaar of 2.868 euro netto per maand voor een huishouden bestaande uit twee volwassenen en twee kinderen (<14 jaar).

Volgens dit criterium zal 13,2% van de Belgische bevolking in 2022 het risico lopen in armoede te vervallen. Het zijn de 75-plussers (23,1%), de werklozen (48,3%), eenoudergezinnen (30,54%), mensen met een laag opleidingsniveau (26,2%) en huurders (29,1%) die het grootste risico lopen.

Bron : STATBEL Armoede indicatoren in België in 2022

2.2. Ernstige materiële deprivatie

Deze indicator heeft betrekking op mensen die niet in staat zijn essentiële goederen of diensten voor het levensonderhoud te verwerven, waaronder ten minste 7 van de volgende:

  1. rekeningen op tijd betalen 
  2. de woning voldoende verwarmd te houden (financiële redenen)
  3. onverwachte uitgaven
  4. ten minste om de andere dag een maaltijd met vlees, kip of vis nuttigen
  5. zich elk jaar een week vakantie buitenshuis veroorloven
  6. een auto bezitten 
  7. beschadigd of versleten meubilair vervangen 
  8. versleten of uit de mode geraakte kleding vervangen
  9. twee paar schoenen bezitten (waaronder een paar voor elk seizoen) in goede staat
  10. thuis een internetverbinding hebben
  11. ten minste eenmaal per maand vrienden of familie ontmoeten voor een drankje of een maaltijd
  12. regelmatig deelnemen aan een vrijetijdsactiviteit zoals sport, bioscoop, concerten, enz.
  13. elke week een klein bedrag voor zichzelf uitgeven

Volgens deze indicator leed 5,8% van de Belgische bevolking in 2022 onder ernstige materiële en sociale deprivatie.

Bron : STATBEL Materiële deprivatie in 2022

2.3. Personen in gezinnen met een zeer lage arbeidsintensiteit

Deze indicator beschrijft de situatie van personen in een huishouden waarin de volwassenen in de werkleeftijd tijdens het referentiejaar minder dan een vijfde van hun tijd hebben gewerkt.

Een persoon in de werkleeftijd is 18-64 jaar, met uitzondering van studenten van 18-24 jaar en personen die zichzelf als gepensioneerd beschouwen of een pensioen ontvangen (met uitzondering van degenen die een overlevingspensioen ontvangen), en met uitzondering van niet-actieven van 60-64 jaar die in een huishouden wonen waarvan het hoofdinkomen uit pensioenen bestaat.

11,5% van de bevolking (18-64 jaar) leefde in 2022 in een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit.

3. Hoe wordt armoede in België bestreden?

Naast de talrijke actoren op het terrein (vzw's, ngo's, enz.) berust de “institutionele” bestrijding op een samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de deelgebieden van 1998. Op basis van dit akkoord verbinden de verschillende federale overheden, gemeenschappen en gewesten van het land zich ertoe, mits naleving van hun respectieve bevoegdheden, “hun beleid tot voorkoming van bestaansonzekerheid, tot bestrijding van de armoede en tot integratie van de personen in de samenleving voort te zetten en te coördineren”.

De overheden verbinden zich ertoe, elk binnen haar bevoegdheden, bij te dragen tot het opstellen van een verslag.

Met het samenwerkingsakkoord van 1998 werd ook een Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting opgericht. Het Steunpunt evalueert de effectiviteit van de grondrechten van personen die in moeilijke sociaaleconomische omstandigheden leven: recht op een degelijke woning, recht op energie, recht op de bescherming van het gezinsleven, recht op sociale bescherming, recht op de bescherming van de gezondheid, ...

Er wordt een Federaal Plan Armoedebestrijding, waarbij alle federale administraties betrokken zijn, goedgekeurd onder de coördinatie van de Staatssecretaris of de Minister bevoegd voor Armoedebestrijding. Het 4de federaal plan is goedgekeurd door de Ministerraad op 15 juli 2022.

Om te zorgen voor de evolutie en de uitvoering van de federale plannen inzake armoedebestrijding werd in 2013 een netwerk van federale ambtenaren opgericht, dat door de POD Maatschappelijke Integratie wordt gecoördineerd. Op lokaal niveau staan de OCMW’s in voor de bestrijding.

4. Hoe wordt armoedebestrijding geëvalueerd?

Er zijn meerdere tools voor het evalueren van armoedebestrijding. Zonder volledig te zijn, vermelden wij de volgende:

  • de analyse van de FOD Sociale Zekerheid "The evolution of the situation and social protection in Belgium" (coördinatie : Rudi Van Dam), waarvan de laatste versie begin 2023 werd gepubliceerd
  • de evaluatie van het Federaal Plan door het Netwerk, de Ministerraad en het Rekenhof
  • de interfederale armoedebarometer
  • de Europese 'Social Protection Performance Monitor'
  • periodiek onderzoek door de VN-Commissie voor de rechten van de mens
  • EU-SILC enquête (Engels) 'European Union – Statistics on Income and Living Conditions' of ‘Statistieken van de Europese Unie naar inkomens en levensomstandigheden’

5. Welke rol speelt de sociale zekerheid in de armoedebestrijding?

Het cijfermateriaal is onweerlegbaar: indien er geen sociale transfers waren, zou het percentage inzake armoederisico (financiële armoede) niet 13,2% van de bevolking betreffen, maar 25,8% (cijfer 2022)! Dit toont aan dat de sociale zekerheid een eerste doeltreffend middel is om bepaalde risico’s die armoede met zich kunnen meebrengen, af te remmen; ze maakt immers een vermindering met 48,8% van het armoederisico mogelijk! De sociale zekerheid heeft weliswaar ook andere functies dan armoedebestrijding.

Het samenwerkingsakkoord van 1998 bepaalt hierover het volgende: “de sociale zekerheid is prioritair voor het behoud van de sociale samenhang en voor het voorkomen van bestaansonzekerheid, armoede en sociale ongelijkheid en voor de menselijke emancipatie”.

Artikel 23 van onze Grondwet bepaalt op zijn beurt het volgende:

“Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Die rechten omvatten inzonderheid: (…) 2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand; (…)”.

De weerslag van de sociale zekerheid hangt uiteraard af van de middelen die eraan worden besteed. Om die reden moet de financiering structureel en betrouwbaar zijn.

6. Hoe werkt de FOD Sociale Zekerheid mee aan de armoedebestrijding?

Onze FOD werkt in de eerste plaats financieel mee, door de verschillende uitkeringen toe te kennen aan personen met een handicap.

Zoals alle federale besturen heeft onze FOD een van zijn ambtenaren aangesteld om deel uit te maken van het Federaal Netwerk van Ambtenaren belast met de ontwikkeling en de uitvoering van de Federale Plannen Armoedebestrijding. In het kader van de ontwikkeling van het Federaal Plan tegen de Armoede stelt de FOD op eigen initiatief of op vraag van de Minister van Sociale Zaken maatregelen voor. Zo had in het kader van het 4e Federaal Plan een door onze FOD voorgestelde maatregel betrekking op het garanderen van een adequate sociale bescherming voor werknemers in de platformeconomie.

Voor onze FOD werd Sebastien Bastaits (DG BESOC) aangeduid als Armoedeambtenaar. Naast vertegenwoordiging bij het Netwerk, heeft hij ook als opdracht collega's te sensibiliseren voor armoedebestrijding.